Het allereerste kunstwerk voor Almere was meteen een plan voor de hele stad.
Wat is er mooier dan vanuit het niets een nieuwe stad te bedenken. Terwijl wij met het verse Projektburo (met een k en een o) aan die opdracht begonnen, stroomden er van alle kanten suggesties binnen: als je het nu eens zus en zo aanpakte. Er kwamen plannen binnen, van adviesbureau’s, van studenten maar ook van DRO Amsterdam (Dienst Ruimtelijke Ordening) die een plek zocht voor vervolg op de Bijlmer. Of we kregen brieven over een gedroomde dierenstad en een bloemenstad.
Daarom organiseerden we een tentoonstelling op de plek waar wij ooit zelf begonnen waren: BODEWI, boven de winkels in het eerste wijkcentrum vlak naast de bouwplaats van het Smedinghuis in Lelystad. De kwaliteit van de plannen was zacht uitgedrukt wisselend en meestal kwamen de inzendingen niet verder dan een herhaling van het verleden. “Laten we de Amsterdamse grachtengordel nog eens kopiëren” bijvoorbeeld. Baudet had ervoor in z’n handen geklapt.
Slechts een enkel plan had een utopisch gehalte en het meest uitzonderlijke voorstel kwam van een kunstenaar die zich bij z’n werk richtte op klimatologische en planologische factoren, Lex Wegchelaar uit Maastricht (1936). Zijn projecten hebben altijd te maken met de leefomgeving. Wat is het eerste om rekening mee te houden als je een stad bouwt op de voormalige zeebodem? Vroeg of laat komt de zee terug en komt zal stad weer onder water komen te staan. Met die voorspelling was hij z’n tijd vooruit, pas deze eeuw realiseren we ons dat de waterspiegel wel eens 4 tot 6 meter zou kunnen stijgen en dat dit geen kwestie is van “of” maar hoogstens van “wanneer”. Zeker met het almaar uitstellen van echte ingrepen komt dat moment dichterbij dan iemand ooit verwacht kan hebben.
In Vrij Nederland had Wegchelaar de wervingsadvertentie gezien voor het nieuwe projectbureau, waarin werd opgeroepen “mee te denken bij het ontwerpen van een nieuwe stad in de IJssel- meerpolders”.
Dat deed hij en zijn oplossing was consequent: Maak een drijvende stad voor die 200.000 inwoners, in de vorm van een boemerang. Zoals bekend keert de boemerang na een goede worp weer terug.
Hij is het zelf komen toelichten bij de opening van de tentoonstelling, bloedserieus en zonder een spoor van ironie: Als het water stijgt haalt de stad z’n ankers op en begint, draaiend over de zee, een reis over de wereld. Letterlijk zegt Wegchelaar dat “nieuwe steden moeten drijven omdat de poolkappen zullen smelten”, en dat bijna 50 jaar geleden. Met klimaatdeskundigen berekent hij de baan die via het Rhônedal, de Middellandse zee en de Indische Oceaan leidt naar het hoogste punt van de aarde, de Mount Everest. Gedreven door Atlantische stromen keert de stad, als de aarde droogvalt, langzaam terug naar waar de reis begonnen is, op het diepste punt in de IJsselmeerpolders.
Dat was nog eens een avontuurlijke stad geworden, en uiteindelijk een veilige ark van Noach als de grote watersnood komt. Een mooie droom, maar zo werkt het niet. Zoals we dat al eeuwen doen blijven wij hier in Nederland gewoon bouwen op de bodem van wat eens water was en vertrouwen we op onze dijken.
– Brans Stassen