Kunst in de openbare ruimte kom je in Almere overal tegen. Waar komt dat vandaan, wie heeft het bedacht, wie heeft de kunstenaars uitgekozen, wie heeft ze betaald? Ik wil daarover vertellen in een serie nieuwe berichten. Geen lijsten, geen opsommingen maar een caleidoscopische reeks verhalen over hoe de kunst hier vanaf het eerste begin tot stand is gekomen. Dit is geen wetenschappelijke geschiedschrijving, ik put vooral uit wat ik zelf in de eerste 30 jaar heb meegemaakt.
Bijna alles wat de mensen hier in deze nieuwe stad gemaakt hebben heeft een functie, dient ergens toe. De straten en wegen zijn nodig voor het transport, de grachten moeten het water van een stortbui afvoeren, de plassen werden gegraven om zand te winnen, de bossen aangeplant voor productie van hout (en CO2-opname). De huizen zijn gebouwd om in te wonen, de kantoren en bedrijven om er te werken, winkels om te kopen. Stadhuis, ziekenhuis, politiebureau of gebouwen waar we leren of ons vermaken, je kunt het zo gek niet bedenken of het heeft een functie. Zelfs het straatmeubilair, lantaarns verkeersborden bankjes prullen- bakken, werkelijk alles dient ergens toe, bijna alles. Heel af en toe kom je iets tegen dat nergens voor nodig is, een hoge stalen mast zonder zender, een bol met de tekst HIER of wat stapels bronzen boomstammen op een heuvel.
Hier en daar kan je er een menselijke figuur in ontwaren, of een olifant. Maar meestal lijkt het nergens op. Het kunnen objecten zijn, los of op een sokkel en schilderingen op een wand maar zelfs een enkele keer ook iets dat maar even bestaat, een gebeurtenis, of in goed Nederlands een “happening”. Dat allemaal wordt hoogdravend aangeduid als “monumentale kunst”. Het is een benaming waar natuurlijk van alles op af te dingen is. Monumentaal? Hoogstens een enkele keer. En is dit wel allemaal kunst? Dat is een kwalitatief begrip, je hebt kleine en grote kunst, uiteenlopend van nonchalant knutselwerk tot hoogwaardige ambachtelijkheid, van modieus formalisme tot tijdloze en onvergetelijke kunstwerken. En dan hangt het ook nog eens van de beschouwer af hoe het bij iedereen binnenkomt. Muziek is voor mij de meest pure vorm van kunst, het stelt niets voor, beeldt niets uit maar, bestaand uit niet meer dan klank en ritme, treft muziek je “pats” in het hart.
Vanaf het eerste begin is er gedacht over hoe ook beeldende kunst een rol zou kunnen krijgen in deze nieuwe stad. Er is zelfs een poging gedaan om een kunstenaar te betrekken in het stadsontwerp.
Almere Stad heeft veel straten vernoemd naar kunstenaars uit de muziek, de literatuur, de film, en de dans. De grootste wijk ontleent z’n namen aan de beeldende kunst, met beroemde schilders en beeldhouwers uit alle tijden. Omdat dat allemaal niet in één alomvattende term te vangen was hield die wijk de neutrale naam waarmee hij in de ontwerpfase aangeduid werd, Tussen de Vaarten. Almere werd bedacht in de jaren zeventig van de vorige eeuw, de tijd van de flower power, de verbeelding aan de macht. De tijd van het conceptuele kunst en bewogen beweging. Alles moest anders en om deze nieuwe stad te ontwerpen werd dan ook een multidisciplinair team samengesteld uit louter jonge mensen, de meesten zo uit de collegebanken, waarover in een volgend bericht meer.
Kunst in de openbare ruimte, je kunt er gedachteloos aan voorbij gaan maar hoe meer je erover weet, hoe meer het je kan brengen.
Brans Stassen – 30/12/2020